Ellen van Bueren is hoogleraar ‘urban development management’ aan de TU-Delft.

Ellen van Bueren

Duurzame en circulaire gebiedsontwikkeling is haar aandachtsgebied. Ze zegt: “Circulaire economie vraagt een heel andere manier van denken in gebiedsontwikkeling. Je hebt je eerst af te vragen: welke materialen heb ik voorhanden en pas daarna ga je ontwerpen.”

Circulaire aanpakken in de ruimtelijke ordening staan nog in de kinderschoenen. Een nieuwe wijk ontwikkelen op basis van circulariteit of omvangrijke transformaties volgens circulaire principes realiseren, het gebeurt nog nauwelijks, zo zien de experts.

Ja, er wordt aardig wat metaal teruggewonnen, maar stenen en beton eindigen veelal onder asfalt als weglichamen. Burgers bieden hun afval gescheiden aan, dus papier wordt al veel hergebruikt, maar voor plastic en restafval is dat lastiger.

Op kleine, vaak particuliere schaal zijn er initiatieven, maar op wijkschaal, laat staan op stedelijk niveau is het nog zoeken naar realistische aanpakken. Van Bueren: “Is het een kwestie van opschalen? Er is veel aandacht voor technische projecten rond circulariteit, te weinig voor wat het gebied kan betekenen voor mensen in termen van wonen, werken, leven.”

Er is geld te verdienen

Die grotere gebiedsaanpakken hebben in deze tijd nog een heel stevige zet in de rug nodig, bijvoorbeeld van een glasheldere strategie met bijbehorende sturing van de overheid. Van Bueren is dan geen pessimist: “Als er eenmaal de prikkel is om ermee aan de slag te gaan gaat iedereen het doen. Want er is geld mee te verdienen.”

Ja, ja, dat valt voorlopig te bezien. In deze hoogconjunctuur met een vastgelopen woningmarkt bestormen klanten elk bouwplan en hoeven ontwikkelaars zich weinig gelegen te laten liggen aan zoiets als zuinig zijn met materialen. Toch? Of….?

Woensdag sprak Van Bueren op de bijeenkomst ‘circulaire gebiedsontwikkeling’ van Platform31 en het College van Rijksadviseurs.

Rijksbouwmeester FLoris Alkemade

Rijksbouwmeester Floris Alkemade maakt deel uit van dit college. Zijn credo over circulariteit is vooral: niet te veel praten, aan de gang gaan, improviseren. En dus leren circuleren.

Het college heeft een aantal mogelijke circulaire ontwikkelingen in steden laten analyseren.

Zo wordt de Dordtse Wielwijk geherstructureerd, zoals dat heet. En zo is de Apeldoornse ‘bloemkoolwijk’ De Maten aan de beurt om de openbare ruimte een facelift te geven. In beide gevallen zou circulariteit een rol van betekenis kunnen spelen, maar dan is er nog heel wat grensverleggend werk te verzetten.

Openbare ruimte als verdienmodel

In Apeldoorn, zo denkt Wouter Veldhuis van bureau Must, is het zaak een circulaire agenda gereed te maken die ertoe leidt dat de openbare ruimte van kostenpost verdienmodel wordt. Realisatie daarvan kan in verschillende verhoudingen worden ontwikkeld: Op kleine schaal zouden buurtbewoners hun eigen ‘grondstoffenbank’ (er liggen alleen al miljoenen betonklinkers in de wijk….) kunnen runnen, maar met grote bedrijven in zee gaan kan ook een scenario zijn. Ze staan straks te trappelen, meent Veldhuis. “Is het ons het waard dat we straks in een ‘gesponsorde’ ruimte leven, waarbij je voor alles en nog wat een rekening krijgt?”

Circulaire vooruitgang voor de wijk

In Dordt, zo vat Pepijn Verpaalen van Urbanos zijn verkennende studie samen, is de uitdaging vooral om de introductie van circulaire aanpakken ook te laten resulteren in sociaaleconomische vooruitgang voor de wijk en zijn bewoners. Beetje gek wel, Vindt Verpaalen, want, zo sprak hij de meer dan honderd aanwezigen toe: “Wij, de hoger opgeleiden, de beter betaalden, veroorzaken de grote duurzaamheidsproblemen in de wereld, met ons gevlieg, onze auto’s en onze grote huizen. En dan gaan we mensen in de Wielwijk vragen zich eens wat duurzamer te gedragen….”

Zo lang ze daar zelf beter van worden, lijkt dat geen bezwaar. Kunst voor de bestuurders is de talenten uit de wijk te mobiliseren en activiteiten te ondersteunen, waarbij ‘hubs’ – winkelcentrum, buurthuis -  kunnen dienen als ‘doorgeefluik’ of ‘koppelstuk’ die van veel kleine initiatieven mooie, renderende bundels maken.

 

Rijksbouwmeester Floris Alkemade

Bouwend Nederland-voorman Fries Heinis

We zijn er nog niet. Daarvoor is kennelijk nodig dat de overheid scherp stuurt en de markt zijn kansen grijpt. Daartussen leven burgers die hun circulaire voorkeuren (als ze die hebben) wellicht ook nog wat luidruchtiger kenbaar kunnen maken. Tot dat dat moment geldt het woord van Fries Heinis van Bouwend Nederland: “Niet elke aannemer staat te springen. Het kantelt wel. Maar wij kijken naar de vragende partij. Die moet ook willen.”