Grote transities vragen om hoofdrol voor burger

Dat de discussie over de rekening van verduurzaming van het eigen woningbezit zou oplaaien (en, mark my words, die voor huurwoningen komt er ook aan), met dank aan het Planbureau voor de Leefomgeving, viel te voorzien. De overheid schermt nu al een tijdje met ‘woonlastenneutraliteit’ – alsof wegpoetsen van al die negatieve en gedurende decennia verborgen gebleven externe effecten van onze consumptiemaatschappij gratis zou kunnen. Het PBL laat (nog eens) goed zien dat de rekening bij zoveel variatie in huizen en huishoudens, voor heel veel inwoners onbetaalbaar wordt. Maar het gaat niet alleen over geld.

Ennatuurlijk, monopolistisch leverancier van stadsverwarming in mijn woonstad, breidt zijn hoofdleidingnet uit en sluit daarmee de 'ring' rond Breda. Inwoners van aanliggende wijken vrezen dat stadsverwarming hen straks wordt opgedrongen. Volgens de gemeente is daarover nog niets beslist.
Ennatuurlijk, monopolistisch leverancier van stadsverwarming in mijn woonstad, breidt zijn hoofdleidingnet uit en sluit daarmee de ‘ring’ rond Breda. Inwoners van aanliggende wijken vrezen dat stadsverwarming hen straks wordt opgedrongen. Volgens de gemeente is daarover nog niets beslist.

Daarmee staan gemeenten, die een beetje slaafs en kritiekloos de rijksopdracht om woningen ‘van het gas af te te halen’ hebben gevolgd, nu aardig in hun hemd. Belangrijke tweede reden daarvoor is, naast die betaalbaarheidskwestie, dat ze voor dit beleid veelal de klassieke top down-benadering hebben omarmd, soms verpakt in iets cocreatiefs, maar dat is het zelden echt. Het mot! 

Schermutselingen

In mijn woonstad heeft dat inmiddels tot de eerste verbale schermutselingen geleid met weldenkende inwoners, die zich geen rad voor ogen laten draaien. We leven in de 21ste eeuw, en inwoners weten lang niet alles, maar leren snel, en hebben belangen, zien soms zelfs complotten, en laten zich dus zelfs klimaatbeleid niet zonder meer opleggen. 

Dat lokale klimaatbeleid kun je dus veel beter in gezamenlijkheid ontwikkelen. En ja, dat kost tijd, en dat kost geld. Dat laatste gaat inmiddels met bakken naar allerhande bureautjes die stadsbesturen beloven de burgers wel zo gek te krijgen dat ze gasloze buurt gaan accepteren. Ik moet dat nog zien.

Je maakt een kans, wanneer je als bestuur heel serieus onderzoekt – door in gesprek te gaan bijvoorbeeld – onder welke omstandigheden jouw bonte variatie van inwoners leeft, rond komt, dromen en zorgen heeft. Dan zul je uitvinden dat er heel wat huishoudens zijn die wel wat anders aan het hoofd hebben dan ‘energietransitie’. Of je vindt uit dat als je een paar andere problemen eerst helpt op te ruimen, dat er dan een ander ‘klimaat’ ontstaat, een waarin misschien zelfs ‘energietransitie’ haalbaar wordt. Effectief combineren van op te lossen vragen kan de zaak vooruit helpen. Maar het begint met respect voor en serieus luisteren naar mensen.

Fraai zou dus wezen, en daar is het college in mijn woonstand in elk geval niet bang voor, dat bestuurders zo veel mogelijk zelf de ontmoeting en de gesprekken met inwoners aangaan over dit – daar is iedereen het best over eens – heel belangrijke thema. 

Geef inwoners regie

Nu nog de volgende stap: En geef inwoners de regie, geef hen de leiding waar dat maar even kan om, met steun van door de gemeente betaalde maar door inwoners aangestuurde professionals, begaanbare wegen naar een betere energiehuishouding te vinden. Vergelijk het maar met de projectorganisaties in de stadsvernieuwing uit de jaren ’70-’80. Daar zaten inwoners aan het stuur. Het kan dus!

Het is te meer verstandig dat bestuur inwoners de hoofdrol gunt in de verdere ontwikkeling van dit type transitieprocessen, omdat er nog een paar aankomen. Ook de lokale mobiliteit gaat op z’n kant, in de zorg in veel redenen ingrijpende vernieuwing vereist, digitalisering verandert relaties en systemen in hoog tempo. En dat alles volstrekt zich in een razendsnel veranderende economie, waarin zekerheden nauwelijks meer bestaan en veranderbereidheid de reddingsboei is om boven water te blijven. Als je als bestuur wilt dat burgers dat allemaal monter verstouwen, dan kun je maar beter zo vroeg mogelijk het samenspel zoeken en zelf een bescheiden rol aannemen.

Corona maakt dit type processen minder gemakkelijk, zoveel is ook duidelijk. Brainstorms of debatten met zalen vol inwoners gaan we niet zien. Er zijn dus creativiteit, bestuurlijke ruimte en flexibiliteit nodig om in de plaats daarvan goede ‘samenspraken’ en marsroutes te realiseren. Kleinschaliger waarschijnlijk (en dus vaker), via internet, en: waarom niet gewoon via een gedrukte krant.

Mijn finale klusje voor Stadslab Breda is zo’n krant, waarvoor Stefanie Vermeulen en ik de stad doorgaan op zoek naar de opvattingen van inwoners over al die ingewikkelde verandering en over de toekomst van mijn mooie woonstad. Zo leveren we bouwstenen voor een Omgevingsvisie die naar wij hopen eraan bijdraagt dat die mooie woonstad voor de inwoners dynamisch, kansrijk, sociaal, prettig om te leven blijft. Waar ik woon? Breda natuurlijk!